Verhaal
De vijftienjarige Dolf stapt als proefpersoon in een tijdmachine en belandt in de Middeleeuwen. Daar komt hij midden in een kinderkruistocht: achtduizend kinderen op weg van Keulen naar Jeruzalem, om de stad te bevrijden van de Saracenen.
De reis is lang, zwaar en gevaarlijk, maar Dolf gebruikt zijn moderne kennis om de kinderen te helpen bij het trotseren van hoge bergen, infectieziekten en aanvallen van rovende ridders.
Naar mate de kruistocht vordert, realiseert Dolf zich meer en meer dat het gevaar niet van buitenaf komt, maar zich in de kruistocht zelf bevindt.